1. eigenschappen
1.1. sterk
1.2. dicht
1.3. groot en klijn
1.4. gelijd
1.4.1. stroom
1.4.1.1. ijzer geleid stroom en koper ook
1.5. elasties
1.6. milieu
1.7. aantasting
1.8. vormen en maten
2. soorten
2.1. metaal
2.1.1. niet-samengesteld
2.1.1.1. ijzer
2.1.1.1.1. ijzer
2.1.1.2. niet-ijzer
2.1.1.2.1. zilver
2.1.1.2.2. goud
2.1.1.2.3. lood
2.1.1.2.4. koper
2.1.1.2.5. tin
2.1.2. samengesteld
2.1.2.1. brons
2.1.2.2. tin
2.1.2.3. messing
2.1.2.4. aleminium
2.2. niet-metaal
2.2.1. niet-samengesteld
2.2.1.1. gegr
2.2.1.1.1. hout
2.2.1.1.2. leer
2.2.1.1.3. katoen
2.2.1.1.4. wol
2.2.1.2. niet-gegr
2.2.1.2.1. zand
2.2.1.2.2. klei
2.2.1.2.3. grind
2.2.1.3. koper
2.2.2. samengesteld
2.2.2.1. a
2.2.2.1.1. van het zelfde spul
2.2.2.2. b
2.2.2.2.1. glas
2.2.2.2.2. papier
2.2.2.2.3. karton
2.2.2.2.4. betom
2.2.2.2.5. plestic
3. verbindingen
3.1. schroef
3.1.1. schroef
3.1.1.1. met een schroef kan je bij voor bild een kast in elkaar zetten en je kan er mee planken op elkaar schroeven.
3.2. spijker
3.3. spijkers
3.3.1. spijkers worden meestal gebruikt om kleinen dingen mee vast te maken zoals een klein speel huisje om planken aan elkaar te maken.
3.4. passende vormen
3.4.1. LEGO
3.4.1.1. LEGO past pressies in elkaar en blijft zo goed zitten ze gebruiken ook vaak een gleuf waar bij voor bild een wiel in kan rijden.