1. Jean-Baptiste de Lamarck
1.1. Transformatietheorie
1.1.1. Aangepaste kenmerktoestanden doorgeven aan nakomelingen
1.2. Fout
1.2.1. Kenmerken worden bepaald Door genotype, niet fenotype
2. Charles Darwin + Alfred Russel Wallace
2.1. Natuurlijke selectie
2.1.1. Best aan hun omgeving aangepaste individuen meest kans op reproductie
2.1.2. Hoge Fitness => hoge kans op voortplanting
2.1.3. Assortative matig = paren geprefereerd met iemand met dezelfde kenmerken
2.2. Convergente evolutie
2.2.1. Analoge kenmerken
2.2.1.1. Ideaal bouwplan voor welbepaalde functies
2.3. Verwantschap
2.3.1. Homologe kenmerken
2.3.1.1. Gelijkaardige structuren uit 1 gezamenlijke voorouder
2.4. Soortvorming
2.4.1. Allopatrische speciatie
2.4.1.1. Geografische barrière
2.4.2. Parapatrische speciale
2.4.2.1. Geen gene flow tussen te ver uit elkaar liggende subpopulaties
2.4.3. Sympathische speciatie
2.4.3.1. Adaptieve radiatie & founder effect
2.5. Sorting
2.5.1. Adaptatie
2.5.1.1. Orgaan ontwikkeld wegens aanpassing aan omgeving
2.5.2. Exaptatie
2.5.2.1. Ontwikkeld orgaan gebruiken voor anadere doeleinden dan oorspronkelijk